Dinsdag naar Zollverein in Essen. De grootste kolenmijn en cokesoven van Europa. De cokesoven is stilgelegd op 30 juni 1993. Het hele complex is Unesco werelderfgoed vanwege de bijzondere en voor die tijd (begin 1900) hoogmoderne eenvormige architectuur.
Bijzonderheden vindt je hier op de site van Zollverein
Het terrein van Zollverein is enorm uitgestrekt en ligt midden in Essen. De mijn (ondergronds) is niet te bezichtigen. Zou te gevaarlijk zijn. Dat geloof ik ook, maar ik denk ook dat dat een keuze is. Om de mijn onder de grond veilig te houden, want dat was’ie natuurlijk en zeker op de centrale nivo’s, kost waarschijnlijk een vermogen. Luchttoevoer, gasbewaking, waterpompen etc. Daarnaast is de mijn 1300 meter diep. Om daar met argeloze bezoekers naar af te dalen is lifttechnisch een uitdaging en uiterst oncomfortabel op gympies. We hebben daarom de “Kokerei” bezocht. Met een gids en een officiële rondleiding. Dat moet, anders zie je niets.
Even iets over cokes. Om ijzererts te kunnen smelten is een hoogwaardige en zeer zuivere brandstof nodig. Anders kan de benodigde temperatuur niet worden gehaald en raakt het metaal verontreinigd met allerlei stoffen die ook in de brandstof zitten. Om zo’n zuivere brandstof te verkrijgen wordt “vette” steenkool onder uitsluiting van de lucht (dus zuurstof) verhit tot ca. 1350 graden Celsius. Daarbij worden alle “lichte” fracties uit de steenkool uitgedampt en afgezogen om te worden geraffineerd tot gas en een veelheid aan aardolie-achtige producten. Dat is ruim 10% van de oorsronkelijke massa. Het hoofdbestanddeel blijft achter in de oven en bestaat dan voor bijna 100% uit zuivere koolstof. Dit is de brandstof waar hoogovens mee kunnen worden gestookt.
Om dit proces zo economisch mogelijk te laten verlopen wordt een groot deel van het vrijkomende gas gebruikt om de oven te stoken. 1300+° C is niet niks. Staal is dan al bijna op het smeltpunt. De oven is dan ook geheel opgebouwd uit vuurvaste steen en dus eigenlijk ook zelfvoorzienend. Tenminste, als de temperatuur is bereikt en alle ovens gevuld met steenkoolpoeder. Daarom moet het ook vette kool zijn, droge kolen leveren te weinig gas om de temperatuur vast te kunnen houden en het proces valt stil. De Duitse norm DIN definieert 60 verschillende types kolen. Deze kokerij heeft 304 ovens gevuld met 28 ton steenkoolpoeder elk. De dagvoorraad kolen wordt opgeslagen in een siloblok met 12 silo’s van 600 ton elk. 7200 ton dus. Nauwelijks genoeg voor 1 dag productie.
Omdat de mijn in het wekend dicht ging, was er voor het weekeinde een extra voorraad nodig. Dat werd in de loop van de week opgebouwd op een terrein ter grootte van twee voetbalvelden naast de kokerij. Op een van de foto’s zie je een enorm A-vormig apparaat. Dit werd gebruikt om de kolenvoorraad op te werpen (het frame volgt de taludhoek van de kolen) en bij gebruik weer af te schrapen.
De gloeiend hete cokes-koek wordt door een machine uit de oven gedrukt in een enorme, speciale wagon. Die machine weegt 128 ton. Dat is het contragewicht voor de uitpersarm die de cokeskoek van 22 ton over een afstand van 28 meter moet verplaatsen. Omdat de koek daarbij in de buitenlucht komt, vat het direct vlam. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. De wagon rijdt dan ook zo snel mogelijk naar de blustoren. in die toren wordt de 22 ton cokes met ongeveer 40 kubieke meter water geblust en afgekoeld tot onder het vlampunt. Daarbij verdampt meer dan de helft van dat water. De daarbij ontstane stoomwolk die naar de buitenlucht wordt uitgestoten en ca. 90 seconden duurt is typerend voor een kokerij. Dus als je ooit een plotselinge stoomwolk ziet die ongeveer elke 10 minuten opduikt, is het vrijwel zeker een cokesfabriek.
Een indrukwekkende installatie. Zeker de moeite waard om eens te gaan bekijken.
Ik heb een paar foto’s van de gebouwen en installaties gemaakt om een sfeerbeeld te schetsen.
[tb_google_map]